Skip links

Rechter gevraagd bedrijven en Sinterklaasjournaal te vervolgen wegens ‘Zwarte Piet’

PERSBERICHT

Jerry Afriyie en anderen vragen rechterlijk bevel om onder meer Bijenkorf, Albert Heijn en Sinterklaasjournaal te vervolgen wegens ‘Zwarte Piet’

 

OM: ook als alle leden van een groep Zwarte Piet beledigend vinden, is er nog geen groepsbelediging

 

Amsterdam, 6 juli 2016 – Bedrijven en instanties die Zwarte Piet in ere houden, worden niet strafrechtelijk vervolgd. Dat heeft de officier van justitie Jerry Afriyie van de Stichting ‘Nederland wordt beter’ laten weten in reactie op de aangiften wegens discriminatie en groepsbelediging die hij en meer dan 800 personen op 1 juli vorig jaar deden. Afriyie en de Stichting vragen nu het gerechtshof Amsterdam de beslissing van het OM terug te draaien en een bevel tot vervolging af te geven.

 

De aangiften van vorig jaar richtten zich onder meer tegen de organisatie van de nationale Sinterklaasintocht 2014 in Gouda, het Sinterklaasjournaal (NPO) en winkelbedrijven als de Bijenkorf, Hema, Albert Heijn en Blokker, die Zwarte Piet als winkelversiering gebruiken.

 

Het OM vindt dat deze instanties en bedrijven zich niet schuldig maken aan groepsbelediging omdat geen ‘negatieve beeldvorming ten aanzien van de groep plaatsvindt.’ Volgens het OM kan niet van belediging worden gesproken, wanneer ‘(nagenoeg) allen die tot een bepaalde groep behoren een uiting als beledigend […] ervaren’. Verder vindt het OM dat de instanties en bedrijven niet opzettelijk handelen. omdat niet kan worden gezegd dat ‘de gemiddelde redelijk ontwikkelde persoon moet weten dat met Zwarte Piet onmiskenbaar negatieve conclusies worden getrokken over mensen met een donkere huidskleur.’

 

Stichting ‘Nederland wordt beter’ kan zich niet vinden in de beslissing van het OM. Woordvoerder Jerry Afriyie:

 

‘Na inmiddels jarenlange discussie kan niet meer worden volgehouden dat het uiten van Zwarte Piet nog onbewust gebeurt. Inmiddels is ook algemeen bekend dat veel mensen in Nederland Zwarte Piet als een karikatuur zien die kwetsend is voor een bepaalde groep. In het bijzonder natuurlijk de mensen van kleur, die deze groep vormen. We hebben juist aangifte gedaan tegen instanties en bedrijven die de toon zetten bij het in stand houden van Zwarte Piet.’

 

Advocaat Willem Jebbink heeft namens de Stichting en Afriyie een zogeheten artikel 12 Sv-klacht bij het gerechtshof Amsterdam ingediend. Daarin betoogt Jebbink dat Nederland als ondertekenaar van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie gehouden is dit soort uitingen van discriminatie te vervolgen. Het VN-comité inzake de uitbanning racisme en discriminatie oordeelde in augustus 2015 over Zwarte Piet dat diepgewortelde tradities discriminatory practices and stereotypes niet rechtvaardigen. Ook wijst Jebbink in de klacht op allerlei actuele internationale ontwikkelingen over de uitbanning van blackface. Zo maakte de Metropolitan Opera in New York in augustus 2015 bekend voor Otello geen zwartgeschminkte zangers meer te gebruiken.

 

Jerry Afriyie:

 

‘Er liggen meer dan 800 aangiften. We verwachten dat het gerechtshof zal inzien dat het besluit van het OM geen recht doet aan de strijd die al jaren door velen wordt geleverd. Die strijd is pas voltooid als het Sinterklaasfeest een feest voor alle Nederlanders is geworden.’

 

De gehele onderbouwing van de beslissing van het OM is hieronder te lezen.


 

Onderdeel: Landelijk Expertisecentrum Discriminatie (LECD)

Datum: 6 juni 2016

Onderwerp: Uw aangifte tegen Zwarte Piet d.d. 1 juli 2015

 

Geachte heer Afriyie,

 

Op I juli 2015 heeft u, namens stichting ‘Nederland wordt beter’ aangifte gedaan van discriminatie op grond van artikel 137c-h van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 429 quater Sr.

 

In antwoord op uw aangifte bericht ik u als volgt.

 

Inhoud aangifte 

 

Uw aangifte richt zich tegen:

 

  • de intocht van Sinterklaas in 2014 te Gouda en andere Nederlandse gemeenten die intochten georganiseerd hebben waarbij meerdere als Zwarte Piet verklede en geschminkte personen aanwezig waren;

  • De NTR die in de weken voorafgaand aan en op 5 december 2014 televisieprogramma’s heeft uitgezonden waarin als Zwarte Piet uitgedoste personen figureerden;

  • (Winkel)bedrijven die voorafgaand aan en op 5 december 2014 als Zwarte Piet verklede en geschminkte personen in hun (winkel)bedrijf aanwezig hebben laten zijn, winkelversiering hebben aangebracht met afbeeldingen en uitbeeldingen van Zwarte Piet en producten hebben verkocht met daarop afbeeldingen van Zwarte Piet, zoals De Bijenkorf, V&D, Blokker, Bart Smit, Intertoys, Xenos, Hema en Albert Heijn;

  • Stichting Sint & Pietengilde, die zich onder meer inzet voor het waarborgen van het karakter van Zwarte Piet.

 

U bent van mening dat de figuur van Zwarte Piet een stereotype, beledigende, discriminatoire en tot discriminatie aanzettende weergave van zwarte mensen is, die hierdoor worden aangetast in hun belang om niet te worden beledigd en gediscrimineerd.

 

In mijn brief zal ik het standpunt van het OM uiteenzetten ten aanzien van de strafrechtelijke beoordeling van de uitbeelding en het gebruik van de figuur van Zwarte Piet en het oordeel of al dan niet tot vervolging dient te worden overgegaan.

 

Strafrechtelijke beoordeling 

 

Het OM heeft beoordeeld of de uitbeelding en het gebruik van de figuur van “Zwarte Piet” strafbaar is op grond van artikel 137c Sr, groepsbelediging van mensen wegens hun ras, 137d Sr, aanzetten tot haat, discriminatie of gewelddadigheden, of 266 Sr, individuele belediging. Voor strafbaarheid op grond van andere artikelen zijn geen aanknopingspunten.

 

Artikel 429quater Sr, waarvan u tevens aangifte doet, betreft een zogenaamd uitsluitingsdelict, een delict waarin strafbaar is gesteld het discrimineren, in de zin van uitsluiten, van mensen van bepaalde rechten. Dat is in deze zaak niet aan de orde.

 

Artikel 137c Sr (beledigen van een groep mensen) 

 

In artikel 137c Sr is, voor zover hier van belang, strafbaar gesteld het zich in het openbaar, mondeling, of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras. Onder ‘ras’ in de zin van artikel 137c Sr wordt in ieder geval verstaan huidskleur, etniciteit, en nationale of etnische afkomst. Een uiting is strafbaar in de zin van artikel 137c Sr als alle delictsbestanddelen van dit artikel, zoals ‘in het openbaar’, en ‘mondeling, of bij geschrift of afbeelding’ en ‘opzettelijk beledigend’ zijn vervuld.

 

Beoordeling of het uitbeelden of het gebruik van de figuur van Zwarte Piet ‘opzettelijk beledigend’ is 

 

Artikel 137c Sr is in 1971 in zijn huidige vorm ingevoerd, kort gezegd om uitlatingen te kunnen bestraffen, waarmee een groep mensen ten aanzien van derden in een negatief daglicht wordt geplaatst. De gedachte achter dit artikel is, dat voorkomen moet worden dat een bepaalde groep binnen de samenleving als zodanig minderwaardig wordt afgeschilderd, dat anderen het gerechtvaardigd gaan vinden om die groep te discrimineren. Voor de vraag of een uitlating ‘beledigend’ is over een groep mensen, bestaat de strafrechtelijke toets dan ook niet uit het beoordelen of mensen gekwetst zijn door een uitlating. De strafrechtspleging zou overigens ook zeer willekeurig en subjectief worden, als de mate van gekwetstheid een criterium zou zijn; het verschilt immers van persoon tot persoon wanneer iemand zich gekwetst voelt. De mate van gekwetstheid kan daarom geen geschikt, objectief criterium vormen om te bepalen of een uitlating ‘beledigend’ is.

 

Een uitlating is beledigend in de zin van artikel 137c Sr als daarmee negatieve conclusies worden getrokken over een groep mensen, of als de waardigheid van een groep mensen wordt miskend, in die zin dat er negatieve beeldvorming ten aanzien van de groep plaatsvindt. Het gaat erom dat de groep in diskrediet wordt gebracht ten aanzien van derden.

 

Naast dat er bepaald moet worden of een uitlating beledigend is over een groep, moet ook worden beoordeeld of er (voorwaardelijk) ‘opzet’ is geweest op het beledigen. In juridische termen: beoordeeld moet worden of een verdachte tenminste willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zich beledigend zou uitlaten over een groep mensen.

 

Uit de gevoerde discussies in de samenleving komt naar voren dat er zowel positieve als negatieve betekenissen worden toegekend aan de figuur van Zwarte Piet. Negatieve betekenissen zijn dat Zwarte Piet dom is en krom praat, en een knecht is van Sinterklaas.

 

Ook is te zien dat er een beweging gaande lijkt die beoogt Zwarte Piet te ontdoen van aspecten die als negatief stereotyperend kunnen worden gezien. De gedachte dat Zwarte Piet negatief stereotyperende kenmerken heeft, is echter op dit moment geen gemeengoed. Er zijn derhalve momenteel uiteenlopende opvattingen in de samenleving over de betekenis van Zwarte Piet. Het gegeven dat momenteel geen doorslaggevende betekenis aan Zwarte Piet kan worden toegekend, maakt dat niet kan worden geoordeeld dat een verdachte zich met het gebruik van de figuur van Zwarte Piet ‘beledigend’ heeft uitgelaten over een groep mensen in de zin van artikel 137c Sr.

 

Evenmin kan worden geoordeeld dat een verdachte willens en wetens de kwade kans heeft aanvaard dat hij zich beledigend zou uitlaten over een groep mensen. Immers, gezien de stand van zaken kan in elk geval niet worden gezegd dat de gemiddelde redelijk ontwikkelde persoon moet weten dat met Zwarte Piet onmiskenbaar negatieve conclusies worden getrokken over mensen met een donkere huidskleur. Het OM zal bij een vervolging dan ook niet kunnen bewijzen dat de verdachte zich ‘opzettelijk beledigend’ heeft uitgelaten in de zin van artikel 137c Sr.

 

Het feit dat u in uw aangifte erop wijst dat (een groot deel van de) zwarte Nederlanders hebben aangegeven dat de persoon van Zwarte Piet kwetsend is voor deze groep mensen, doet hieraan niet af. Het zogenaamde Gezwel-arrest (ECLI: NL:HR:2009:BF0655) laat zien dat ook als (nagenoeg) allen die tot een bepaalde groep behoren een uiting als beledigend en als discriminerend ervaren dat nog niet maakt dat het beledigend is in de zin van de strafwet.

 

Men zou kunnen beargumenteren dat, nu verschillende instanties zoals het College voor de Rechten van de Mens en de rechtbank Amsterdam (Rechtbank Amsterdam 3 juli 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:3888) hebben geoordeeld dat er negatief stereotype kenmerken zijn te vinden in de figuur van Zwarte Piet, dit nu reeds maakt dat het uitbeelden en het gebruik van de figuur van Zwarte Piet strafbaar beledigend is. Het OM heeft er oog voor dat dit door sommige mensen zo kan worden ervaren. Echter, nu voor velen in de samenleving de figuur van Zwarte Piet een neutrale of zelfs positieve betekenis heeft, gaat het op dit moment te ver om te oordelen dat het uitbeelden en het gebruik van de figuur van Zwarte Piet maakt dat er sprake is van ‘opzettelijk beledigen’ in de zin van artikel 137c Sr.

 

Ten aanzien van de gedachte dat Zwarte Piet negatief stereotyperende kenmerken heeft, zij nog het volgende opgemerkt. Met het neerzetten van een ontegenzeggelijk overdreven beeld van een fictieve zwarte persoon in een kinderfeestmythe, wordt er misschien een bijdrage geleverd aan de beeldvorming over zwarte mensen in het algemeen. Ook al zou dit inderdaad zo zijn, dan nog kan niet gezegd worden dat er discrediterende conclusies getrokken worden over een hele groep mensen wegens hun ras en evenmin kan gezegd worden dat er wordt aangezet tot discriminatie van die groep. Om een wellicht toepasselijke vergelijking te maken: met het vertellen van Joodse moppen in zijn cabaret ‘de Doofpot’ leverde Max Tailleur misschien een bijdrage aan de beeldvorming over Joden in het algemeen, maar niet gezegd kan worden dat hij met zijn optreden discrediterende conclusies in de zin van de strafwet trok over een groep mensen wegens hun ras of dat werd aangezet tot discriminatie van die groep.

 

Ook de beschikking van het hof Amsterdam de dato 01 april 2016 op het beklag van stichting ‘Nederland wordt beter’ aangaande de niet vervolging van het Sinterklaas intochtcomité in Amsterdam en personen die zich verkleden als Zwarte Piet geeft geen aanleiding om aan te nemen dat het gebruik van de figuur van Zwarte Piet strafbaar beledigend is.

 

Concluderend: het OM zal niet kunnen bewijzen dat met het uitbeelden en het gebruik van de figuur van Zwarte Piet een verdachte zich ‘opzettelijk beledigend’ heeft uitgelaten over een groep mensen wegens hun ras in de zin van artikel 137c Sr.

 

Mocht al geoordeeld kunnen worden dat het uitbeelden en het gebruik van de figuur van ‘Zwarte Piet’ op zichzelf beledigend is, dan zou daarmee nog niet het volledige bestanddeel ‘beledigend’ zijn vervuld. Vervolgens zou namelijk de context moeten worden betrokken in de beoordeling. In dat geval zou de artistieke context, waaronder tevens wordt begrepen de historische en de culturele context, het beledigende karakter aan het gebruik van de figuur van Zwarte Piet ontnemen. Er is met het gebruik van de figuur van Zwarte Piet geen sprake van onnodige en derhalve disproportionele grievendheid.

 

Beoordeling overige delictsbestanddelen 

 

Naast het bestanddeel (opzettelijk beledigend’, spelen andere bestanddelen een rol in artikel 137c Sr. Artikel 137c Sr vereist dat een uitlating ‘mondeling, bij geschrift of bij afbeelding’ is gedaan. Het zal in veel gevallen, bijvoorbeeld in het geval van een Zwarte Piet die deelneemt aan een intocht (een feitelijkheid), de vraag zijn of aan dit delictsbestanddeel is voldaan.

 

Het OM oordeelt derhalve dat het uitbeelden en het gebruik van de figuur van Zwarte Piet niet strafbaar is op grond van artikel 137c Sr. Vervolging is niet aan de orde, omdat er geen sprake is van een strafbaar feit.

 

Artikel 137d Sr (aanzetten tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden) 

 

De enige variant van artikel 137d Sr die voor beoordeling in aanmerking komt is aanzetten tot discriminatie.

 

Om te vallen onder ‘aanzetten tot discriminatie’ zou de figuur van Zwarte Piet geëigend moeten zijn om derden op het idee te brengen of bij derden het idee te versterken om mensen met een donkere huidskleur anders te gaan behandelen in de zin van artikel 90quater Sr.

 

In artikel 90quater Sr is opgenomen: Onder discriminatie of discrimineren wordt verstaan elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast. 

 

Ook bij deze beoordeling geldt dat aan het uitbeelden en het gebruik van de figuur van Zwarte Piet zowel positieve als negatieve betekenissen worden toegekend.

 

Als aangenomen wordt dat met het uitbeelden en het gebruik van de figuur van Zwarte Piet sprake is van negatieve stereotypering, dan zou dit derden op het idee kunnen brengen, of bij derden het idee kunnen versterken, dat mensen met een donkere huidskleur dommer zijn, krom praten et cetera. Echter, het voert te ver om te zeggen dat derden daardoor op het idee worden gebracht of dat bij derden het idee wordt versterkt om mensen met een donkere huidskleur anders te gaan behandelen. Het causale verband tussen de figuur van Zwarte Piet en het eventuele op het idee brengen van derden of het versterken van het idee bij derden om mensen met een donkere huidskleur anders te gaan behandelen, is te zwak om te kunnen oordelen dat er op zichzelf sprake is van aanzetten tot discriminatie.

 

Bij aanzetten tot discriminatie speelt naar de mening van het OM de context een strafbaarheidsvormende rol. In dit geval oordeelt het OM dat er sprake is van een artistieke context, waaronder tevens wordt begrepen de historische en de culturele context. Deze context zou het tot discriminatie aanzettende karakter, als dat er al zou zijn, wegnemen. Het effect van de context zou teniet kunnen worden gedaan als de uitlating onnodig buitensporig (of eventueel onnodig grievend) zou zijn. Daarvan is geen sprake.

 

Artikel 266 Sr (individuele belediging) 

 

Enkel het uitbeelden en het gebruik van de figuur van Zwarte Piet biedt geen aanknopingspunten om te concluderen dat hiermee iets wordt gezegd over een bepaalde individuele persoon. Er kan derhalve niet worden geconcludeerd dat individuele personen hiermee in hun eer en goede naam worden aangerand.

 

Los daarvan zal het opzet op het beledigen van individuele personen niet bewezen kunnen worden.

 

Conclusie 

 

Het OM oordeelt dat geen sprake is van strafbaarheid op grond van de artikelen 137c Sr, 137d Sr en 266 Sr, noch op grond van enig ander artikel uit het Wetboek van Strafrecht. Derhalve zal het OM niet tot vervolging overgaan en zal het OM uw aangifte seponeren (feit niet strafbaar).

 

Indien u het niet eens bent met mijn beslissing, dan kunt u op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering een klacht indienen bij het gerechtshof Amsterdam.

 

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd

 

 

Foto: New Urban Collective